Terug in de tijd: een verhaal over de Ferrari Dino-serie

  • Jeroen
  • 27-03-2012 16:00
  • 3993
  • 13

Terug in de tijd: een verhaal over de Ferrari Dino-serie

Ongeveer anderhalf jaar geleden schreef ik een artikel over de Ferrari 250-serie. Voor liefhebbers van Ferrari en van de geschiedenis van het merk was het echt een artikel waar je even voor kon gaan zitten. Omdat Ferrari natuurlijk een bijzonder rijke geschiedenis kent is het vandaag tijd voor een nieuwe halte op de tijdlijn die ik 'Terug in de tijd' heb genoemd. Ik ga het hebben over de Ferrari Dino-serie en dan niet alleen over de auto's, maar ook over de zoon van Enzo.

Alfredo was de zoon van Enzo Ferrari die we kennen als de oprichter van het merk Ferrari. Alfredo had twee bijnamen: Dino en Alfredino. De naam Alfredo komt niet uit de lucht vallen, want Enzo besloot om zijn zoon de naam van zijn opa te geven. Toen Alfredo in 1932 in Modena werd geboren werd hij al snel door vader Enzo bij het bedrijf betrokken, dat overigens toen net drie jaar van de grond was. Ferrari hield zich toen nog met name bezig met de racerij. Waar Enzo nooit enige vorm van technisch onderwijs had gehad, mocht Alfredo naar een technische school. Daarna ging hij zich verdiepen aan een universiteit in Zwitserland en eindigde hij zijn studentenjaren op de universiteit van Bologna. Hier studeerde Dino handel en economie. Auto's maken was immers meer dan alleen maar techniek en omdat Dino uiteindelijk het bedrijf van zijn vader moest overnemen was deze kennis noodzakelijk.

Dino was vaak te vinden in de fabriek, maar helaas minder vaak dan hij graag zelf zou willen. Hij werd namelijk ziek en kreeg spierdystrofie. Deze ongeneeslijke ziekte zou hem steeds zwakker maken. In 1956 kwam Dino te overlijden op 24-jarige leeftijd. Dino hield van Ferrari in de racerij. Hij was tijdens zijn jonge jaren verantwoordelijk voor het testen van tweeliter motoren die Ferrari ontwikkelde voor de raceauto's van Fiat. Dino is niet heengegaan zonder iets na te laten. Hij ontwikkelde in de jaren voor zijn dood een 1,5 liter V6-motor. Deze motor zou later in de Ferrari 156, een raceauto voor de Formule 1 in 1961, worden gebruikt. Weet je meteen waar de type-aanduiding 156 vandaan komt.

Vijf auto's in de Dino-familie
De naam van Dino Ferrari is uiteindelijk aan tenminste vijf straatauto's verbonden, namelijk de 206 GT, 246 GT, 246 GTS, 308 GT/4 en 208 GT/4. Deze Dino-familie was ook een compleet nieuwe tak auto's binnen het Ferrari-concern. Ferrari bouwde voornamelijk straatauto's met een stevige V12. De Dino-reeks zou een 'betaalbare' Ferrari worden waar de motor niet voorin kwam te liggen, maar als middenmotor. Dat was eigenlijk een probleem, want Ferrari wilde helemaal geen auto's met een middenmotor bouwen. Het publiek dat in de jaren zestig op zoek was naar een sportauto wilde juist wel die middenmotor. Enzo was geen groot liefhebber van het fenomeen 'trends' en hij zag de middenmotor dus als een trend die wel weer zou overwaaien. Omdat Enzo geen auto's met middenmotor wilde bouwen zou het ook niet gaan gebeuren, maar Dino droomde juist jarenlang van een kleine V6-middenmotor. Door zijn dood heeft hij zijn eigen plan nooit kunnen uitvoeren, maar hij heeft er wel heel veel over kunnen spreken met zijn vader. Uiteindelijk is Enzo toch overstag gegaan.

Ferrari Dino 246 GT
Terug in de tijd: een verhaal over de Ferrari Dino-serie
206 GT was eerste productie-Dino
De eerste Dino die als productieauto op de markt kwam was de Dino 206 GT. Eigenlijk was dit de tweede Dino, want de eerste Dino was vooral een prototype. Toen in 1968 Ferrari voor het eerst die auto met een middenmotor onthulde kreeg deze dus de naam 'Dino' mee. Dat was natuurlijk niet alleen om zijn zoon te herdenken, maar ook om een nieuwe groep potentiële kopers aan te spreken. Ferrari gebruikte een tweeliter V6 die zo'n 180 pk produceerde. De motor had vier nokkenassen en een V-opstelling met een hoek van 65 graden. Bij de eerder gebruikte V12 lag deze V-opstelling in een hoek van 60 graden. Met een topsnelheid van 230 kilometer per uur en een nul tot honderd kilometer per uur-tijd van zeven seconden kon deze Ferrari heel aardig concurreren met Porsche, dat in die tijd een aartsrivaal van Ferrari was. Voor een auto met een tweeliter motor kon de Dino 206 GT behoorlijk meekomen.

Hoe ontstond de Dino 206 GT?
Voordat Ferrari de Dino 206 GT lanceerde bouwden de Italianen ook al een prototype met de naam 'Dino'. Ferrari wilde met de door Alfredo ontwikkelde V6 de racerij in. Om zich voor de Formule 2 te kwalificeren moest de laatste versie van de V6-motor ook in een productieauto komen. Daarvoor werd de samenwerking met Fiat gezocht. Fiat was in die tijd, jaren voordat het concern Ferrari onder zijn hoede zou nemen, al een grote autobouwer. Zij zouden de motor voor Ferrari gaan bouwen en gebruiken. Fiat ontwikkelde hiervoor de 'Fiat Dino'. Met een cilinderinhoud van twee liter, vier nokkenassen en een carrosserie van lichtmetaal was de auto voor zowel het circuit als de openbare weg geschikt. De Fiat Dino was interessant, maar natuurlijk geen 'echte Ferrari'. Om dat wel te realiseren tekende Pininfarina de voorloper van de Dino 206 GT. Deze kreeg de naam 'Ferrari Dino Berlinetta' en betrof een prototype. De eerste versie werd in 1965 op de autosalon van Parijs onthuld. Ferrari nam dezelfde auto mee naar de beurs van Turijn in 1966. In Parijs en Turijn werd een versie getoond met een motor die in de lengteas van de auto was geplaatst. In 1967 werd de motor gedraaid. Deze lag nu dwars in de auto en zo heeft Ferrari het ook gelaten voor de productieauto van 1968 die in Brussel werd onthuld. De versnellingsbak zat gemonteerd naast de motor en dat zorgde voor een betere gewichtsverdeling. Het meeste gewicht bevond zich nu in het midden van de auto. Voor het ontwerp van de auto had Ferrari wederom een beroep gedaan op Pininfarina. Carozzeria Pininfarina had eerder al de 250 GT Europa en de 250 GT California Spyder getekend. Nu noem ik toevallig even twee hele bijzondere Ferrari's uit een eerder decennium, maar Pininfarina tekende door de jaren heen natuurlijk veel meer auto's en veel meer Ferrari's. Scaglietti zou de auto gaan bouwen voor Ferrari en ook zij hadden warme banden met Ferrari, want in het verleden bouwden ze ook al de legendarische 250 GTO.

De Dino 206 GT is iets meer dan een jaar in productie geweest. Dat is kort en toch heeft Ferrari 150 exemplaren gebouwd van de auto met de schitterende lijnen en de aparte Dino-badge op de voorzijde.

Ferrari Dino 246 GT
Terug in de tijd: een verhaal over de Ferrari Dino-serie
Dino 246 GT & GTS
Direct nadat de productie van de Dino 206 GT was gestopt ging Ferrari verder met het doorontwikkelen van de Dino-familie. Dat gebeurde onder meer door de ontwikkeling van de Dino 246 die er in twee versies zou komen, namelijk als GT en GTS. De GTS was te herkennen aan het afneembare targa-dak.

Ferrari had problemen met de motor van de Dino 206 GT. Ook klanten klaagden ervoer. Om de problemen met de kleppen en cilinderkoppen op te lossen kwam er een vernieuwde motor. Het blok werd niet meer van aluminium gebouwd, maar van staal. Staal is een stuk zwaarder dan aluminium, maar dit loste Ferrari op door het blok op te boren naar 2,4 liter. Het probleem van het extra gewicht was snel opgelost. Daarnaast zorgde het nieuwe blok er ook voor dat er meer vermogen gegeneerd werd. Dat was prettig, want Ferrari wilde ook meer exemplaren gaan bouwen dan de 150 van de Dino 206 GT. De klanten van Ferrari wilden namelijk meer vermogen en omdat die vraag groot was zag Ferrari serieuze kansen om de productie op te schroeven en het marktaandeel te vergroten. De 246 kreeg er dankzij het nieuwe blok zo'n vijftien pk bij voor een totaal van 195 pk. Accelereren deed de 246 iets sneller dan de 206, maar de topsnelheid bleek ongeveer gelijk.

De 246 werd in eerste instantie in 1969 gebouwde als coupé. Een jaar later zou er ook een 246 GTS op de markt komen. Het targadak dat te verwijderen was zorgde voor een ongekende mate van vrijheid. In tegenstelling tot een volwaardige cabriolet, wat destijds een tijdrovend proces was, had de eigenaar de mogelijkheid om snel het paneel te verwijderen of te plaatsen. Desondanks zijn er veel minder exemplaren van de GTS gebouwd in vergelijking met de coupé. Ferrari had voor de gehele 246-lijn een productieperiode van vijf jaar ingesteld, van 1969 tot en met 1974. In die periode zijn er in totaal 3761 exemplaren van de band gerold waarvan het merendeel in de laatste twee jaar van de productie. Van de GTS werden er 1274 exemplaren gebouwd en van de GT zo'n 2295. Als je dus eens een GTS spot, dan weet je dat je een relatief zeldzame auto hebt gespot. Op Autogespot staan er op dit moment zo'n 61 exemplaren van de GTS tegenover 94 exemplaren van de GT.

Ferrari Dino 246 GTS
Terug in de tijd: een verhaal over de Ferrari Dino-serie

Die 2295 GT's zijn niet allemaal gelijk. Ferrari heeft tijdens de productieperiode maar liefst drie verschillende versies gebouwd van de Dino 246 GT. De Series I was de eerste generatie van de Dino 246 GT en was te onderscheiden van de rest door dezelfde velgen als op de Dino 206 GT. De Series I werd in een oplage van 357 exemplaren gebouwd tot en met de zomer van 1970. Het daaropvolgende jaar, tot en met de zomer van 1971 met een oplage van 507 exemplaren, werd de Series II geproduceerd. Deze kreeg nieuwe Cromodoravelgen met vijf wielbouten. Ook kreeg de Series II andere ruitenwissers. De Series III beëindigde de productie met 1431 exemplaren. Hierbij waren de verschillen eigenlijk minimaal, maar Ferrari had voor deze versie de versnellingsbak en brandstoftoevoer verbeterd. De Series III is ook de versie die uiteindelijk in de Verenigde Staten is verkocht.

Dino-logo
Terug in de tijd: een verhaal over de Ferrari Dino-serie
Dino 308 GT/4
In 1973 had Ferrari de opvolger van de Dino 246 klaar staan. In Parijs werd de Dino 308 GT/4 getoond. Ondanks dat de Dino 246 nog werd gebouwd zou een jaar later de Dino 308 GT/4 als productieauto de fabriek gaan verlaten. Voor de 308 kwam er een nieuw blok. De naam zegt het immers al, een drieliter V8. De 308 GT/4 was in den beginne behoorlijk controversieel. Ferrari nam afscheid van de V6 waar Dino Ferrari zich zo mee bezig had gehouden. Het was meteen ook het einde van een auto met een V6 en 'Dino' in de benaming. Opmerkelijk want 'Dino' stond toch behoorlijk symbool voor de middenmotor-V6. Daarnaast was het voor het eerst sinds tijden dat het niet Pininfarina was die het ontwerp deed van een Ferrari, maar een andere ontwerper, namelijk Bertone. Dat het ontwerp van de 308 GT/4 niet 'des Ferrari's' was had natuurlijk vooral te maken met de vormgeving. Ferrari bouwde de afgelopen twintig jaar auto's met weelderige vormen, ronde lijnen en een Italiaans achterwerk zoals je dat tegenwoordig alleen nog op het strand in Rimini ziet. Daar werd compleet vanaf gestapt met de 308 GT/4. Bertone tekende strakke, hoekige lijnen, herkenbaar van de Lancia Stratos en Lamborghini Urraco, die overigens ook van zijn hand kwamen. Pininfarina voelde zich behoorlijk in een hoekje gezet dat Bertone 'de volgende Ferrari' mocht tekenen.

Ferrari bleef wel het chassis van de Dino 246 gebruiken. Het werd vergroot, want de 308 GT/4 was immers een 2+2 en dus moest er ruimte worden gemaakt voor een achterbank. Dat er voor een V8 werd gekozen had overigens ook te maken met het toegenomen gewicht. De V6 voldeed simpelweg niet meer. Daarnaast werden de regels omtrent uitlaatgassen ook steeds strenger en was Ferrari genoodzaakt te voldoen aan Europese regelgeving om de uitstoot terug te brengen. Het V8-blok produceerde zo'n 250 pk voor de Europese markt en 230 pk voor de Amerikaanse markt. In de Verenigde Staten waren er weer andere regels met betrekking tot uitstoot. De topsnelheid van de 308 GT/4 lag zo'n tien kilometer hoger dan de Dino 246 op 240 kilometer per uur. Ondanks dat de auto veel zwaarder was dan zijn voorganger kon hij toch nog in zeven seconden een snelheid van honderd kilometer per uur bereiken.

De Dino 308 GT/4 werd gebouwd van 1973 tot en met 1980. Aan het begin van de productieperiode kregen klanten de auto nog met een Dinobadge. In 1976 werd de badge vervangen door een logo van Ferrari's stijgerende paard op het stuur, de velgen en de motorkap. Wist jij dit voordat je dit las? In totaal heeft Ferrari 2826 exemplaren van de 308 GT/4 gebouwd, verdeeld over twee versies. Bij de eerste reeks auto's werden de mistlampen gemonteerd in de bumper. Later werden deze gemonteerd achter de grille.

Ferrari Dino 308 GT/4
Terug in de tijd: een verhaal over de Ferrari Dino-serie
Dino 208 GT/4
Ferrari maakte in 1974 een uitstapje met de Dino 208 GT/4. Grotendeels dezelfde auto, maar een kleinere motor. Ferrari gebruikte voor deze auto namelijk een tweeliter V8. In 1973 onthulden de Italianen de Dino 208 GT/4 in Parijs op de autosalon. Hij was speciaal voor de Italiaanse markt ontworpen, omdat in Italië auto's, waarvan de motor een cilinderinhoud heeft die groter is dan twee liter, extra belasting moeten betalen. Zo werd de motor dus 33% kleiner en dat scheelde enorm veel belasting voor een ieder die toch graag een Ferrari wilde rijden. De auto werd voor de gemiddelde Italiaan beter betaalbaar.

Het uiterlijk van de Dino 208 GT/4 is vergelijkbaar met die van de Dino 308 GT/4. Onderhuids had de auto natuurlijk veel minder vermogen, namelijk 180 pk. De topsnelheid lag niet hoger dan 180 kilometer per uur. Er rolden uiteindelijk 840 exemplaren van de band in een periode van vijf jaar, want in 1980 stopte Ferrari met de bouw van zowel de Dino 308 GT/4 als de Dino 208 GT/4.

Tot zover het verhaal over de Ferrari Dino-familie. Reacties lees ik graag hieronder of per mail.

Ferrari Dino 308 GT/4
Terug in de tijd: een verhaal over de Ferrari Dino-serie

Reacties op dit artikel


Gerelateerde spots



Gerelateerd nieuws