KG Topspots Deel II

KG Topspots Deel II

Appeltje heeft met de grootste zorg weer wat top-klassiekers uit de laatste 100 van Klassiekergespot gevist. De ene net wat bijzonderder dan de ander. Sommige modellen zijn veel meer geld waard dan de doorsnee Ferrari F430. Veel plezier met de topspots van KG.

Jensen CV8

Jensen is een beetje uit het vizier geraakt in de laatste decennia. Het had eventjes een comeback met de SV8 van een aantal jaren geleden, maar met een productie van 26 exemplaren was Jensen niet echt meer een merk te noemen. Voor de grote namen moet je in het verleden zijn, zoals bij de CV8 uit 1962. Het was de opvolger van de 541, een model waar het duidelijk van afgeleid was. De auto maakte dan ook gebruik van een constructie voor de koets die ook bij de 541 was gebruikt, de koets was bijna helemaal opgetrokken uit glasvezel. Wel stond dit op een vrij zwaar chassis, maar over snelheid had de auto niet te klagen. Het bekende recept van een Amerikaans motorblok voorin werd ook weer door Jensen toegepast, de auto werd aangedreven door een 6,3 V8 van Chrysler. Aanvankelijk was dat nog zes liter, maar er zijn er weinig die dat hebben. Met een vermogen van 305-330 pk haalde de auto een respectabele 220 km/u en deed de auto maar 6,7 seconde over de 0-100.




Lagonda Tourer

Er is klassiek en er is vintage. Dit is vintage, een schitterende Lagonda uit de jaren 30, uiteraard op een trailer want op zo iets ben je voorzichtig. Er zijn vele opvattingen over of je er wel, dan wel niet de straat mee op moet. Enerzijds is het natuurlijk zonde om het risico te lopen dat er iets met zo’n bijzondere auto gebeurt, anderzijds is het juist heel mooi om met iets te rijden dat al meer dan 70 jaar bestaat! Er is destijds al genoeg met zulke auto’s gereden, want afgeleide versies werden ingezet in Le Mans, als opponent voor de geduchte Bentley’s. Dit model is een tourer, althans, zo wordt deze auto genoemd. In wezen is een tourer namelijk een vierdeurs cabriolet, deze auto niet.




Lamborghini 350 GT

Tussen al het nieuwe geld door worden er ook veel bijzondere klassiekers gespot in Londen. Tussen alle Silver Shadows door worden er ook wel eens bijzondere Italiaanse klassiekers gespot. En kostbare ook! Zo’n 350 GT is één van de meest gezochte klassieke Lambo’s omdat het de eerste in serie geproduceerde auto is uit Sant’Agata. Touring bouwde de koets uit aluminium en zo prijkte er Touring Superleggera op de motorkap. Onder de motorkap lag een V12 met een min-of-meer bescheiden inhoud van 3,5 liter, toen al voldoende voor 270 pk. Daarmee kon de auto zo’n 250 km/u halen, hoewel een klein detail is dat er genoeg te customizen was aan de aandrijflijn in die tijd, zoals aan de versnellingsbak. De auto werd gebouwd van 1963-1966, en dan slechts 143 keer. De 400 GT (2+2) volgde de auto op, met minder kinderziektes, en werd veel beter verkocht.




Maserati Sebring

Vignale bouwde in de jaren ’60 een auto die best kon concurreren met de Lamborghini’s van Touring, maar duidelijk in een lager segment zat. De auto kon echter prima dienst doen als GT/2+2 met voldoende beenruimte achterin en een daklijn die iets meer hoofdruimte achter bood. Uit praktische overwegingen was de auto het overwegen dus wel waard. De motorisering bestond uit drie zescilinders met een ongeveer even grote inhoud, 3,5, 3,7, en 4,0 liter zaten in het gamma, de grootste motor kwam pas beschikbaar voor de tweede serie Sebrings. Afgebeeld is een eerste serie, verschillen zitten in de koplampen, koelopeningen, bumpers en achterlichten/achterklep. Vroeger kostte de auto een slok op een borrel minder dan een 350 GT, momenteel is dat verschil nog veel groter.




Maserati Ghibli SS

Deze keer werd Ghia aangesteld om de lijnen van de auto te tekenen, en het gaf meteen al een heel ander beeld. De auto had overigens ook een heel ander doel, namelijk te concurreren met onder andere de Ferrari 365 GTB/4. Of eigenlijk andersom, aangezien de Ferrari later kwam, maar het is in ieder geval een ander type auto. De agressieve slanke lijnen van de auto deden ook wel veel denken aan bepaalde Monteverdi’s, maar ook de DBS en de AMV8 van Aston-Martin haden er een handje van. Alweer viel de auto net iets onder het segment van Ferrari en Lamborghini, maar in wezen was dat effect toen nog niet zoveel het geval als nu. De auto was beschikbaar met 4,7 en 4,9 liter V8, die respectievelijk 310 en 335 pk leverden. Met dat vermogen was er ook één van de allersnelste cabrio’s te koop, de Ghibli Spider. Opmerkelijk is dat zowel de productieaantallen van de coupe, als die van de cabrio ongeveer gelijk zijn aan die van de Ferrari 365 GTB/4 en GTS/4. Destijds kostte de Ghibli 76.000 gulden, voor vier mille extra had je een cabrio. De Ferrari zat er iets boven. De Ferrari is door de jaren heen aanzienlijk meer in prijs gestegen dan de Maserati, wat niet op de laatste plaats te maken moet hebben gehad met de veel rijkere racegeschiedenis die Ferrari in die periode opbouwde.




Mercedes-Benz 300 SL Roadster & Gullwing

Eigenlijk heeft deze modellijn geen introductie meer nodig. Zowel technisch als wat design betreft zijn het iconen. Van buiten zijn het de langwerpige bolle lijnen en voor de Gullwing óók nog de kenmerkende deuren. Het is een ander type dan op de Countach of EB110, en de McLaren F1 en SLR hebben wéér een ander type, maar de SLC Gullwing heeft, net als bijvoorbeeld de DeLorean, weer deze stijl deuren. Tegenwoordig is het een stijlelement, vroeger had het voornamelijk te maken met de uitstap. Onder de kap was ook iets opmerkelijks te vinden. Een injectiemotor! Geen carburatie, hoewel dat tot decennia later nog veel werd gebruikt en zich meestal bewees als beter dan injectie. Tot het zich verder ontwikkelde natuurlijk.



Roadster
Nog een Roadster


Packard One Twenty

In de jaren dertig was de 120, ook wel One-Twenty geheten, een erg populair model. De forse van acht cilindermotor voorziene auto was er als sedan, convertible, en coupé, maar later ook nog als Touring Limousine. Er waren namelijk twee series, de eerste liep van 1935-1937, de tweede liep van 1939-1941. Het verschil ertussen was onder andere dat de versnellingspook was verhuisd van de vloer naar de stuurkolom. Destijds zijn er erg veel van gemaakt, maar nu zijn het erg schaarse auto’s. Alleen al in 1937, een jaar waarin over het algemeen slecht werd verkocht, werden er 17.647 gebouwd. Met 55.042 exemplaren was 1936 een topjaar. In totaal werden er 175.027 van verkocht.




Rolls-Royce Phantom VI

Best for last. Althans, most expensive for last. Zonder enige twijfel heeft de Phantom de allerhoogste nieuwprijs van dit hele rijtje, een nieuwprijs waar alleen een Bugatti Royale overheen gaat, en misschien nog enkele met zich. De uiterst zeldzame Landaulette was een aantal weken geleden al te zien op de frontpage van Autogespot omdat het een uitzonderlijke auto is, de ‘gewone’ VI passeerde de revue ook nog even in de omgeving van Harrods. Het is een erg opmerkelijk model in het feit dat de productie zich uitspreidde over meer dan twintig jaar, tot in 1991! Het design ging in 1968 al richting veroudering, want de vormen suggereren veel van een soort Silver Cloud XXL, die toen al vervangen was door de hoekige Shadow. Het is dus best waarschijnlijk dat de auto lang in productie is gehouden om het design nog een beetje rendabel te houden. Er werden er namelijk maar 374 van verkocht waar de voorganger in een jaar of tien maar liefst 516 keer over de toonbank ging! Met 18 stuks in zeven jaar was de Phantom IV het meest dramatisch.

Reacties op dit artikel



Gerelateerd nieuws